Top 10 Prinsjesdag 2025 en Belastingplan 2026

Dit jaar was Prinsjesdag ‘beleidsarm’ vanwege de demissionaire status van het kabinet. Desalniettemin zijn er een aantal belangrijke wijzigingen. Sommige daarvan werden vorig jaar al aangenomen en treden per 1 januari 2026 in werking. Wij zetten tien belangrijke veranderingen voor u op een rij. Op onze website vindt u een integrale samenvatting van alle gepresenteerde voorstellen.

Let op! Een aantal van de hieronder vermelde wijzigingen moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd. Dit kan tot aanpassingen leiden.

  1. 12% heffing voor ondernemers bij fossiele personenauto’s van de zaak
    Dit is de meest opzienbarende maatregel, naar onze mening. Zie dit artikel van het Beerbericht voor een uitgebreide uitleg.
  2. Aanpassingen box 3; hoger rendement, lager vrijgesteld vermogen
    Het kabinet voert met ingang van 2026 een aantal aanpassingen door in de huidige box 3-regeling. Dit als opmaat naar het nieuwe stelsel op basis van werkelijk rendement. De beoogde invoerdatum van dat aangepaste belastingregime is 1 januari 2028. Hieronder de belangrijkste punten per 1 januari 2026:
  • Het forfaitair rendement voor overige bezittingen stijgt van 6 naar 7,78%. De stijging van 1,78% is bedoeld ter dekking van de verwachte budgettaire derving van de uitgestelde invoering van het nieuwe stelsel (nu voorzien voor 2028 in plaats van 2026). 
  • Voor het eigen gebruik van de vakantiewoning gaat binnen de tegenbewijsregeling ook een werkelijk rendement gelden; afgerond 5%.
  • Tegelijkertijd daalt – ook om het verlies aan belastinginkomsten te dekken – het heffingsvrije vermogen van € 57.684 naar € 51.396 per persoon. Meer belastingplichtigen gaan hierdoor box 3-heffing betalen.
  • De regels voor het tegenbewijs van daadwerkelijk rendement worden aangescherpt. Dit moet onder andere belastingontwijking via obligaties met aangegroeide rente tegengaan.
  • De leegwaarderatio wordt beperkt; verhuur aan gelieerde partijen tegen een niet-marktconforme huur valt voortaan buiten deze regeling. Dit voorkomt belastingvoordeel door kunstmatig lage huur. Het gaat hier om partijen die zo nauw met de verhuurder verbonden zijn dat onderling een huurprijs wordt afgesproken die normaal niet in de markt zou gelden. 
  1. Diverse wijzigingen in tarieven
    Voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-leeftijd daalt het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting licht; van 35,82% (2025) naar 35,70% (2026). De tweede schijf stijgt juist enigszins van 37,48% (2025) naar 37,56% (2026). De derde schijf blijft ongewijzigd (49,50%). Voor belastingplichtigen ouder dan de AOW-leeftijd geldt een verlaging in de eerste schijf van 17,92% (2025) naar 17,80% (2026). De tweede schijf stijgt van 37,48% (2025) naar 37,56% (2026). De derde schijf blijft ook voor deze specifieke groep gelijk (49,50%).

Daarnaast wijzigen de schijflengtes in box 1 van de inkomstenbelasting met een beperkte indexatie. Vanaf een inkomen van € 79.137 is het hoogste tarief van 49,50% van toepassing. 

Om werken aantrekkelijker te maken, wordt de maximale arbeidskorting verhoogd van € 5.599 (2025) naar € 5.712 (2026). 

De maximale algemene heffingskorting stijgt licht, van € 3.068 naar € 3.115 (voor belastingplichtigen ouder dan de AOW-leeftijd van € 1.536 naar € 1.554). De maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting gaat daarnaast omhoog van € 2.986 naar € 3.032. Ook de ouderenkorting en de alleenstaandeouderkorting nemen ietwat toe.

Voor ondernemers daalt de zelfstandigenaftrek van € 2.470 naar € 1.200. Dit past binnen het beleid om fiscale voordelen voor zelfstandigen af te bouwen. Voor die groep betekent het dat de fiscale stimulans voor zelfstandig ondernemerschap verder afneemt. De mkb-winstvrijstelling blijft 12,70%.

  1. Versoepeling rapportageverplichting personenmobiliteit
    De rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit (WPM) geldt enkel nog voor ondernemingen met 250 werknemers of meer. Voorheen gold deze verplichting vanaf 100 werknemers, maar op Prinsjesdag werd de verhoging bekendgemaakt.
  2. Verduidelijking fietsregeling
    Sinds 1 januari 2020 geldt een bijtelling van 7% (minus de eventuele eigen bijdrage van de werknemer) voor een fiets van de zaak die een werknemer ook privé gebruikt. Deze bijtelling is verplicht zodra de fiets voor woon-werkverkeer wordt ingezet. Het kabinet stelt voor om deze regeling met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 aan te passen. Wordt de fiets maximaal 10% bij het woon- of verblijfadres van de werknemer gestald, dan is de bijtelling nihil. Dit betekent dat de gebruiker ervan geen loon- of inkomstenbelasting verschuldigd is. Zo voorkomt de regeling onbedoelde belastingheffing bij bijvoorbeeld hubfietsen of campusfietsen. Deze regeling geldt overigens ook voor IB-ondernemers. 

Let op! Wordt de fiets meer dan 10% bij het woon- of verblijfadres gestald, dan geldt de reguliere bijtelling van 7%. 

  1. Overdrachtsbelasting: introductie 8%-tarief in 2026
    In 2026 gaan vier tarieven voor de overdrachtsbelasting gelden (voorstel al aangenomen in 2024). Het standaardtarief van 2% geldt voor woningen die de koper zelf als hoofdverblijf gebruikt. Starters onder de 35 jaar mogen onder voorwaarden een vrijstelling van 0% toepassen bij de aankoop van een woning met een marktwaarde tot € 555.000 (2026). Voor woningen die niet als hoofdverblijf dienen, geldt vanaf 2026 een nieuw tarief van 8%. Denk daarbij aan vakantiewoningen of woningen voor kinderen of verhuurde woningen.

Let op! Het tarief voor niet-woningen blijft 10,4%. Dit betreft bijvoorbeeld commercieel vastgoed, bedrijfspanden en onbebouwde grond.

  1. Btw op cultuur, media en sport blijft 9%

Het kabinet heeft besloten het verlaagde btw-tarief van 9% op cultuur, media en sport te behouden. De eind 2024 aangenomen verhoging naar 21% per 1 januari 2026 wordt dus geschrapt. Het behoud van het lage tarief kost structureel € 1,3 miljard per jaar. Het kabinet dekt dit bedrag door de inflatiecorrectie op de inkomsten- en loonbelasting te beperken.

Let op! Voor logiesverstrekkers (zoals hotels en B&B’s) geldt vanaf 1 januari 2026 wel het algemene tarief van 21%. Deze aangenomen btw-verhoging wordt dus niet teruggedraaid. Als een verblijf in 2025 wordt geboekt, maar pas in 2026 plaatsvindt, is het 21%-tarief al van toepassing.

  1. Regeling vervroegd uittreden vanaf 2026 structureel

De tijdelijke RVU-drempelvrijstelling wordt vanaf 2026 structureel voortgezet. Werknemers kunnen hierdoor – onder voorwaarden – tot drie jaar vóór de AOW-leeftijd stoppen met werken en een uitkering ontvangen. Blijft die uitkering binnen het drempelbedrag, dan betaalt de werkgever geen pseudo-eindheffing van 52%. 

  1. Fiscaal voordeel groen sparen en groene beleggingen versoberd

Groen sparen en groen beleggen levert momenteel fiscaal voordeel op via een vrijstelling in box 3. Daarnaast geldt nu een heffingskorting van 0,1% over het vrijgestelde bedrag. De huidige regeling geldt voor beleggingen in erkende groenfondsen die duurzame en innovatieve projecten financieren. 

Sinds 1 januari 2025 wordt het genoemde voordeel al geleidelijk afgebouwd. In 2025 bedraagt de vrijstelling nog € 26.312 (€ 52.624 voor fiscale partners). In 2026 blijft de vrijstelling nog bestaan, maar in 2027 bedraagt deze nog slechts € 200 (€ 400 voor partners). De regeling is daarmee te zijner tijd feitelijk afgeschaft. 

De heffingskorting blijft in 2027 formeel bestaan, maar door het percentage van 0,1% is het effect ervan marginaal. Eigenlijk zou het fiscale voordeel per 1 januari 2027 afgeschaft worden, maar vanwege uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst schuift de definitieve opheffing door naar 1 januari 2028. 

  1. Verduidelijking erf- en schenkbelasting

Tijdens Prinsjesdag 2025 zijn vier maatregelen gepresenteerd die betrekking hebben op de erf- en schenkbelasting. Het kabinet wil met de betreffende wijzigingen de belastingpraktijk verduidelijken en oneerlijke situaties voorkomen. De voorgestelde maatregelen zijn:

  • Schenkingen binnen 180 dagen voor een overlijden worden vanaf 1 januari 2026 enkel via de erfbelasting – en dus niet meer eerst via de schenkbelasting – belast. Nu moet nog van zowel de schenk- als erfbelasting aangifte worden gedaan. 
  • Biologische kinderen zonder juridische erkenning worden voor de erf- en schenkbelasting vanaf 2026 gelijkgesteld met juridisch erkende (biologische) kinderen. Hierdoor kunnen zij gebruikmaken van het kindertarief en de kindvrijstelling.
  • Bij huwelijkse voorwaarden met ongelijke breukdelen (bijvoorbeeld 90/10) valt alles boven 50% onder de erf- of schenkbelasting. Daarbij blijven huwelijkse voorwaarden die vóór 16 september 2025 16.00 uur gesloten zijn buiten deze maatregel, op voorwaarde dat ze later niet worden aangepast.
  • De aangiftetermijn voor erfbelasting wordt verlengd van 8 naar 20 maanden na overlijden. De belastingrente gaat pas lopen vanaf de eenentwintigste maand. Dit geeft meer tijd voor een correcte en volledige aangifte en vermindert het risico op uitstelverzoeken en bezwaarprocedures.