Nadat de Wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) in 2016 eerst werd ingevoerd en kort daarna al opgeschort, handhaaft de Belastingdienst sinds begin dit jaar weer op schijnzelfstandigheid. Dit zorgt voor onzekerheid voor zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers. In dit artikel geeft onze juridisch adviseur Marlou Savelkoul duidelijkheid over de situatie.
Wat is schijnzelfstandigheid?
Er is sprake van schijnzelfstandigheid wanneer iemand op basis van een ‘overeenkomst van opdracht’ werkzaamheden verricht, maar dit in de praktijk eigenlijk als een arbeidsovereenkomst te kwalificeren valt. Het onderwerp is al jaren een discussiepunt en kan grote gevolgen hebben voor zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers. Nu de Belastingdienst weer actief handhaaft, is het belangrijk om goed inzicht te hebben in de geldende regels en risico’s.
Toetsingskader
Veel mensen denken dat de Belastingdienst schijnzelfstandigheid beoordeelt op basis van de Wet DBA, maar de huidige controles zijn gebaseerd op het toetsingskader van het Deliveroo-arrest uit 2023. In deze zaak oordeelde de Hoge Raad dat een arbeidsrelatie beoordeeld moet worden op basis van alle omstandigheden van het geval, en in samenhang. Het gaat hierbij om de feiten, niet om wat in een overeenkomst staat.
De Belastingdienst volgt de tien gezichtspunten van de Hoge Raad, zoals ondernemerschap, gezagsverhouding en inbedding van het werk en de werker in de organisatie van de opdrachtgever. De instantie beoordeelt deze punten in samenhang, waarbij de feitelijke situatie bepalend is. Dit maakt de beoordeling complex en lastig te voorspellen.
Gevolgen van schijnzelfstandigheid
De gevolgen van schijnzelfstandigheid zijn groot. Fiscaal gezien kan de Belastingdienst een naheffingsaanslag opleggen. Na de overgangsperiode, die op 1 januari 2026 eindigt, zijn zelfs boetes mogelijk. En arbeidsrechtelijk gezien kan de opdrachtnemer een arbeidsovereenkomst vorderen, zelfs met terugwerkende kracht tot vijf jaar. Er kan dan aanspraak worden gemaakt op verschillende arbeidsvoorwaarden, zoals pensioen, loondoorbetaling bij ziekte en vakantiedagen. Dit risico was al aanwezig vóór de hernieuwde handhaving, maar krijgt nu meer aandacht.
Wetsvoorstel WVBAR
Er is een nieuw wetsvoorstel ingediend: de Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelatie (WVBAR). Dit voorstel moet meer duidelijkheid geven over wanneer iemand als zelfstandige of werknemer wordt gezien. De Raad van State is echter kritisch, en de recente Uber-uitspraak heeft invloed op de discussie. In die zaak oordeelde de rechter dat bij de beoordeling van een arbeidsrelatie alle gezichtspunten even zwaar wegen; ook extern ondernemerschap, waarvan weleens werd aangenomen dat het ondergeschikt was. Dit zet het wetsvoorstel onder druk, en het is nog onzeker of het aangenomen wordt.
Onduidelijkheid en onzekerheid
Schijnzelfstandigheid is een complex onderwerp, en er zijn veel juridische onzekerheden. Ook de Belastingdienst zorgt voor verwarring door tegenstrijdigheden in de beoordeling en handhaving. Zo wijkt de webmodule van de Belastingdienst af van het toetsingskader en de handhavingskaders die zij zelf stelt, en geeft de instantie aan niet meer achter de modelovereenkomst te staan.
Wat nu?
Gezien de complexiteit is het raadzaam een adviseur in te schakelen die het toetsingskader goed beheerst. Deze kan een risico-inschatting maken en de juiste vervolgstappen bepalen, zoals:
- de feitelijke situatie aanpassen om het risico op schijnzelfstandigheid te beperken;
- de samenwerking met een opdrachtnemer stoppen of een arbeidsovereenkomst aanbieden;
- een verdere samenwerking altijd op de juiste manier contractueel vastleggen.
Heb je vragen of behoefte aan gedegen advies? De Beer staat voor je klaar!
Veelgestelde vragen over schijnzelfstandigheid
Bij De Beer krijgen we vaak vragen over het thema ‘schijnzelfstandigheid’. De meest gestelde vragen – en de antwoorden daarop – vind je hieronder.
V: Elimineert het door een zzp’er oprichten van een bv het risico op schijnzelfstandigheid?
A: Nee, als de zzp’er geen personeel in dienst heeft en alleen als directeur-grootaandeelhouder werkzaamheden verricht in de besloten vennootschap, dan worden er geen premies werknemersverzekeringen afgedragen. Hierdoor bestaat nog steeds een fiscaal risico op een naheffing. Ook blijft het arbeidsrechtelijke risico bestaan.
V: Loopt een opdrachtgever in 2025 geen risico door de overgangsperiode?
A: Er is wel degelijk een risico. De Belastingdienst kan direct correcties en naheffingen opleggen. Alleen boetes worden nog niet uitgedeeld.
V: Voorkomt een uurtarief boven € 32,24 schijnzelfstandigheid?
A: Nee, dit tarief uit de WVBAR dient enkel als indicatie voor een rechtsvermoeden en is geen harde grens.
V: Biedt een contract conform het toetsingskader zekerheid?
A: Nee, de feitelijke situatie is leidend. Een goed contract kan helpen als onderbouwing, maar biedt geen garantie.