De puinhopen van box 3

Belastingadviseurs Wil Vennix en Sven Verbruggen zijn hard in hun oordeel over box 3.

Het kan u niet zijn ontgaan: er zijn grote problemen omtrent box 3. “In 2001 begon de vermogensrendementsheffing als ‘pretbox’, maar inmiddels beleeft er niemand meer plezier aan. De wetgever hield zelfs toen de rente negatief werd, nog vast aan een irreëel hoog fictief rendement. Toen moest de Hoge Raad wel ingrijpen, maar het is duidelijk dat met rechterlijke uitspraken geen heldere regeling kan worden opgebouwd. Inmiddels is de chaos compleet” aldus belastingadviseurs Wil Vennix en Sven Verbruggen.

Wil en Sven zijn hard in hun oordeel over box 3. “Ik zeg wel eens spottend: als de Belastingdienst een bedrijf was geweest, dan zouden ze zeggen ‘We zetten de belasting gewoon een aantal jaren op nul, tot we fatsoenlijk kunnen heffen’”, aldus Wil. “Het begint helaas steeds meer te lijken op de hersteloperaties in de toeslagensfeer: straks geven we meer uit aan de uitvoering van het herstel, dan er daadwerkelijk aan burgers wordt uitgekeerd of terugbetaald.”

Sven: “In het Kerstarrest van 24 december 2021 zette de Hoge Raad een streep door box 3 omdat die in strijd was met het Europees recht. De wetgever kwam toen vrij snel met een aangepaste wet, maar ook die versie veegde de Hoge Raad in juni 2024 van tafel. De reden: er werd nog steeds uitgegaan van forfaitaire – en dus fictieve – rendementen. Als het feitelijke rendement lager is dan de wettelijke fictie, mag alleen dat werkelijke rendement worden belast, volgens onze hoogste rechter.” Wil vult aan: “Maar daarmee is het verhaal nog niet af. Er volgden allerlei rechterlijke uitspraken om duidelijk te krijgen wat ‘werkelijk rendement’ dan precies betekent. De Hoge Raad maakte daarin een paar opvallende keuzes. Dat ook ongerealiseerde waardestijging daaronder valt en dat kosten niet aftrekbaar zijn bijvoorbeeld. Veel mensen ervaren dat – begrijpelijk ook – als onrechtvaardig, wat weer nieuwe procedures uitlokt.”

Er komt een wet waarin staat hoe beleggers met tegen- bewijs kunnen aantonen dat hun werkelijke rendement lager was dan de wettelijke fictie. Die wet is gebaseerd op uitspraken van de rechter, maar het is vrijwel zeker dat er opnieuw rechtszaken zullen volgen over de details. Wil concludeert cynisch: “Samengevat is box 3 vooral een geweldig werkgelegenheidsproject geworden voor wetgevingsambtenaren, medewerkers van de Belastingdienst, rechters en de belastingadviespraktijk. Het levert maatschappelijk gezien weinig op, maar we houden elkaar op deze manier wel flink bezig.”

Tot zover de kritiek, nu de feiten. Alle ins en outs van box 3 schetsen is binnen de contouren van dit artikel niet mogelijk en deels ook zinloos. Sven: “De wetgever en de rechter zitten immers niet stil en voegen elke paar weken weer een nieuw element toe. Daarom richten we ons hier op een aantal hoofdlijnen, per periode.”

Voor de jaren 2017 tot en met 2022 kent de wet twee alternatieve manieren voor het berekenen van het rendement in box 3. Daarbovenop kan – als de belastingaanslag nog niet definitief is – de tegenbewijsregeling (zie kader) mogelijk leiden tot een lagere heffing. De Hoge Raad moet nog bepalen of die regeling ook geldt als iemand geen bezwaar heeft gemaakt.

In de jaren vanaf 2023 kent de wet nog maar één berekeningswijze, maar is een beroep op de tegenbewijsregeling in alle gevallen mogelijk. Het kabinet stelt overigens voor om het huidige rendementspercentage voor beleggingen box 3 (5,88%) te verhogen naar 7,78% (!) om tekorten te compenseren. Het wordt daarmee extra belangrijk om na te gaan of de aanslag met de tegenbewijsregeling kan worden verlaagd. Zodra het formulier Opgaaf Werkelijk Rendement is gepubliceerd, kunnen we het tegenbewijs gaan berekenen en onderbouwen.

Voor vragen over box 3 kunt u altijd terecht bij uw contactpersoon bij De Beer Accountants & Belastingadviseurs.

Tegenbewijs ‘werkelijk rendement’
De tegenbewijsregeling houdt in dat u zelf voor een belastingjaar berekent wat u feitelijk aan rendement heeft behaald. Denk aan ontvangen rente, huur en dividend. Ook telt de waardestijging (of -daling) van uw bezittingen in box 3 mee. Dit geldt ook als u uw vastgoed of effecten niet heeft verkocht. Bij woningen wordt gekeken naar het verschil tussen de WOZ-waarde aan het begin en einde van het jaar. Enig positief puntje hierbij is dat voor tweede woningen geen fictief rendement hoeft te worden berekend over het eigen gebruik (vanaf 2026 overigens weer wél). Betaalde rente is aftrekbaar, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat er overigens geen kosten afgetrokken mogen worden. In de wettelijke tegenbewijsregeling wordt dat gevolgd.

Duidelijk moge zijn dat dit tegenbewijsrendement sterk afwijkt van het werkelijke rendement zoals dat in het algemeen wordt ervaren. Door het meenemen van ongerealiseerde waardestijgingen en het niet kunnen aftrekken van kosten, zullen de meeste beleggers niet snel een succesvol beroep op de tegenbewijsregeling kunnen doen. Toch zijn er uitzonderingen. Een belegger die vooral of alleen in effecten belegt, kan in een slecht beursjaar (zoals in 2022 en wellicht 2025) mogelijk wél aantonen dat hij niets verdiend heeft op zijn over box 3-vermogen. Hetzelfde geldt voor een verhuurder die met langdurige leegstand wordt geconfronteerd. Positief is dat de keuze voor tegenbewijs per jaar kan worden gemaakt. In een verliesjaar kunt u dus tegenbewijs leveren zodat de box 3-heffing naar nul gaat en in een winstjaar kiest u gewoon voor het wettelijke forfait.

Binnenkort (‘in de zomer’ volgens het ministerie van Financiën) verschijnt het formulier Opgaaf Werkelijk Rendement. Denkt u dat u in een of meerdere jaren tegenbewijs kunt leveren? Begin dan nu alvast met het verzamelen van de benodigde bewijsstukken. U krijgt straks 26 weken de tijd om die aan te leveren. Eenvoudige rekenvoorbeelden vindt u op de website van de Belastingdienst. Scan hiervoor de QR-code.

Nieuwe box 3 vanaf 2028?

Op termijn werken we toe naar de heffing over  het werkelijk rendement. Omdat zowel de Belastingdienst als ketenpartners zoals de banken tijd nodig hebben om hun systemen op orde te krijgen, komt de nieuwe box 3 er op z’n vroegst in 2028. Zoals het er nu naar uitziet, verandert het systeem voor vastgoed dan: de waardestijging wordt pas belast bij verkoop en niet jaarlijks op basis van de (ongerealiseerde) waardestijging. Voor effecten blijft de heffing op basis van ongerealiseerde waardemutaties waarschijnlijk wel bestaan