Search
Close this search box.

Van cultuuronderwijs tot kunstsubsidies; ‘Tilburgse makers moeten zich hier thuis voelen’

De Beer Accountants & Belastingadviseurs bedient vele culturele organisaties die huizen in Tilburg, met onder meer advies en controles op hun subsidieverantwoording.

Tilburg is een stad van makers. Van oudsher door de focus op textiel, tegenwoordig vanwege het aantrekkelijke klimaat wat betreft beeldende en podiumkunst. Met de vele culturele organisaties die er huizen, is het niet verwonderlijk dat De Beer Accountants & Belastingadviseurs meerdere partijen uit deze specifieke sector – met onder meer advies en controles op hun subsidieverantwoording – bedient. Zo ook Schouwburg & Concertzaal Tilburg. Wij spraken directeur Rob van Steen, De Beer-accountant en partner Jan van der Laak, danser en zakelijk leider van Stichting Alienated Martijn Schipper én cultuurwethouder Marcelle Hendrickx over het lokale accent op kunst en cultuur.

Wie er om zich heen kijkt, merkt al snel: ‘Tilburg Makersstad’ is niet enkel een ambitie of belofte. De omgeving ademt daadwerkelijk cultuur. “Hiernaast zitten het centrum voor kunstzinnige vorming Factorium, de vooropleiding dans en musical én Fontys Academy of the Arts allemaal op een rij”, vertelt Rob bevlogen vanuit zijn recent geopende stadscafé in de Schouwburg. “En daaromheen bestaat een infrastructuur van bedrijven waar uitstromers van het cultuuronderwijs terechtkunnen, makers elkaar inspireren en de vruchten van hun creativiteit te bewonderen zijn. 013, de Hall of Fame en onze schouwburg zijn daar mooie voorbeelden van.”

Rijk cultuuronderwijs en een dito -aanbod, daar blijft het niet bij. De Brabantse gemeente kent ook tal van ondersteunende initiatieven gericht op bereikbaarheid voor iedere inwoner van de stad, en voor bestendiging van de gehele sector. Creatieve broedplaats Makershuis Tilburg bijvoorbeeld, waarvan de schouwburg mede-initiator is. En het Makersfonds, voor de subsidiëring van kunstprojecten. Rob: “Het culturele ecosysteem geeft lokale artiesten letterlijk en figuurlijk ruimte, faciliteert onderlinge ontmoeting én bereik, en houdt zo de makerscultuur in stand.”

De schouwburg als trefpunt

De gemeente Tilburg formuleert haar cultuurbeleid steevast in een speciaal kunst- en cultuurplan. “Instellingen zoals de onze – als basisvoorziening aangemerkt – mogen vervolgens invulling aan de plannen geven. Er is wat dat betreft respect voor onze professionaliteit.” Met die gemeentegelden draagt de schouwburg op verschillende manieren aan de makersstad bij. “We proberen vooral een culturele hotspot te zijn die inwoners uit de regio met elkaar verbindt. Een beetje zoals de LocHal [een kennis- en cultuurhub, red.], maar dan aan de andere kant van de binnenstad”, aldus de directeur. “Al moet de aantrekkingskracht natuurlijk bij de podiumkunsten liggen, want daar zijn wij van. Om die reden wil ik dat makers zich hier thuis voelen.”

De schouwburg is van oudsher een vertoningsplek. Een met een enorm podium, brede programmering en beeldende kunst die her en der in het gebouw is opgesteld. “Daarnaast zijn er kleinere zalen aanwezig. Daar spelen geregeld creatieven uit eigen stad”, voegt Rob toe. Met het recent geopende stadscafé Boove & Benee en de 80 nieuwe, openbare werkplekken op de bovenverdieping van het gebouw ontstaat een gratis, dagelijks toegankelijke openbare ontmoetingsplek. Hij vervolgt: “Maar we stellen bijvoorbeeld ook onze repetitieruimte De Vrije Ruimte beschikbaar aan jonge, lokale podiumkunstenaars. Dit zonder dat zij daar achteraf een rekening van zien. Zo kunnen ze vrijuit onderzoeken en creëren. Erg belangrijk tijdens een creatief proces.”

Freelancen zonder rekening

Iemand die dankbaar gebruikmaakt van die gratis repetitieruimte is Martijn. Met de genoemde ondersteuningsvormen kon de danser en zakelijk leider van Stichting Alienated onder meer gedegen studio-onderzoek voor zijn dansgezelschap doen. “Het verlichtte de financiële druk, en dat in een omgeving waar het wemelt van de andere makers. Dat werkt inspirerend, ook interdisciplinair.” De aandacht voor verbondenheid maakt tevens dat hij graag in zijn thuisstad blijft. “Neem de ‘Makerssessies’, waarin vooral jonge artiesten elkaar hun nieuwste werk tonen; een geweldige kans op andersoortige feedback. Iemand die nieuw is in het vak stipt toch andere zaken aan dan een persoon die al 20 jaar meedraait.” Ook over de laagdrempelige subsidievorm binnen de gemeente is hij meer dan positief. “Je kunt er die belangrijke allereerste stap mee zetten. Daarnaast straalt het naar andere fondsen een vertrouwen in jou als kunstenaar uit. Zo fungeert het ook als katalysator voor volgende aanvragen en dus creatieve processen.”

Het uitgebreide makersnetwerk vergemakkelijkt tevens overleg over financiële zaken, zo stelt de in 2022 afgestudeerde danser en ondernemer. “Tijdens mijn studie werd erg op de uitvoerende kant van het vak gefocust. En ik hoor ook terug dat er bij andere kunstopleidingen weinig aandacht voor ondernemerschap is. Dan is onderling overleg over wat waar aan te vragen bijzonder prettig. Net als samen sparren over hoe je het beste met een budget omgaat. Door de hoeveelheid gevestigde makers hier is er volop ruimte voor onderling overleg en kennisdeling.”

Financiële kant van het makerschap

Een makersstad zijn zit ‘m dus in meer dan alleen vakonderwijs en subsidieverstrekking vanuit de gemeente. Zaken als inspiratie en verbinding bieden, zijn ook vereist. “Maar dergelijke inspanningen resulteren niet meteen in nieuwe geldstromen en zijn daarom niet in de jaarcijfers van de betreffende instellingen terug te zien”, aldus Jan. Sinds drie jaar is hij controlerend accountant van Schouwburg & Concertzaal Tilburg. Dit maakt hem betrokken bij zaken als subsidieprocessen en de realisatie van de nieuwste ontmoetingsplekken binnen het gebouw. Hij maakt zich hard voor een wat meer individuele aanpak vanuit de gemeente waar het de verplichte subsidieverantwoording betreft. “Wij werken voor diverse culturele instellingen, en wat ik steeds zie is dat ‘de manier van verantwoording’ echt wel wat flexibeler kan. En dat er meer maatwerk mag komen. Door bijvoorbeeld aan de voorkant al te bepalen wat qua verantwoording belangrijk is voor die specifieke organisatie.”

“Voor de verplichte controleverklaring bij de jaarrekening worden binnen deze sector nu veel eisen gesteld die niet altijd haalbaar zijn en ook geen toegevoegde waarde hebben”, zo verklaart de accountant zijn visie nader. “Voor je het weet worden er veel kosten gemaakt om te verantwoorden. Zonde. Vooral voor jonge makers die nog maar net beginnen is geld optimaal benutten ontzettend van belang.”

In de toekomst

Schouwburgdirecteur Rob onderschrijft dat een aangepaste werkwijze op dat vlak een mooie ontwikkeling kan zijn. “Eigenlijk wil je natuurlijk niet de output, maar de impact van al je inspanningen laten zien. Zodat er niet alleen inzicht in de geldstromen, maar in ons geval bijvoorbeeld ook in onze faciliterende functie is. Impact is immers waar het ons allemaal om gaat. Lastig vast te stellen, maar wel ontzettend interessant.”

En hoe de toekomst van de makersstad er mogelijk verder uit gaat zien? Ondanks de huidige kabinetsplannen kijkt Rob met vertrouwen vooruit. Zeker wat betreft de rol van zijn instelling in het geheel. “Bij het maken van ons meerjarenplan hebben we met de wethouder besproken dat we vooralsnog geen rekening hoeven te houden met een mogelijk verslechterde financiële situatie van de gemeente. We vertrouwen erop dat de basissubsidie in stand gehouden wordt. Natuurlijk zijn wij niet naïef en weten we dat het allemaal best krap kan worden. Maar vooralsnog hoeven wij nog nergens écht op te acteren dus.”

Marcelle Hendrickx

Tilburgse wethouder van Cultuur

“In Tilburg geloven we dat de cultuursector van grote waarde voor de samenleving is. Het biedt verstrooiing, houdt een spiegel voor en brengt culturen samen. Ook wordt via culturele programma’s op het mede oplossen van maatschappelijke problemen ingezet. Eenzaamheid bijvoorbeeld, of de symptomen van Parkinson via dans. Kunst en cultuur maakt onze stad daarnaast mooier, aantrekkelijk en levendig.

Zonder makers zijn onze podia en musea lege hulzen. Daarom bieden we ze graag een vruchtbare omgeving. We hebben een laagdrempelige subsidieregeling. En we vragen onze instellingen – de ‘mogelijkmakers’ – om ze te ondersteunen bij hun ontwikkeling door hun kunst te tonen of repetitieruimte aan te bieden. Voor de komende cultuurperiode wordt daarnaast op ‘regelloze ruimten’ ingezet; plekken waar kunstenaars en inwoners samen aan sociale kunstprojecten kunnen werken. Ook wordt een nieuwe subsidiemogelijkheid voor de meer gevorderde creatieven gecreëerd.

Een stad voor en door makers zijn is met het huidige kabinetsbeleid een grote uitdaging. Misschien wel onacceptabel groot. De aanstaande korting op het gemeentefonds zet budgetten extra onder druk, terwijl zij de grootste financiers van kunst en cultuur zijn. En in gemeenten die genoodzaakt zijn te bezuinigen, zal de btw-verhoging het effect daarvan alleen maar verder versterken. Iets waar ze zich in Den Haag te weinig van bewust zijn. Ik blijf me dan ook inspannen voor een sterke culturele sector die midden in de maatschappij staat. Een waar talent de ruimte krijgt en interessant aanbod ontstaat en wordt getoond.”

En wat die verantwoording inzake de subsidiegelden betreft? “We denken samen met verschillende gemeenten en het veld over een andere manier van verantwoorden na. In de tussentijd wordt enkel aan de grotere instellingen – die met jaarlijkse subsidiebedragen van meer dan

€ 125.000,- – een dergelijke verklaring gevraagd. Het blijft gemeenschapsgeld, dus het is goed dat we transparant zijn over hoe dat geld uitgeven wordt. Om ons beleid kwalitatief te toetsen en de impact ervan inzichtelijk te maken, zijn we vooral veel met makers in gesprek.”